Ver van vrede

In deze tijd van het jaar moet mevrouw Duijnhoven (95), bewoonster van De Zandstee, altijd veel denken aan de Tweede Wereldoorlog.

“Wij woonden in Groote Keeten en langs de kust hebben we altijd tussen Duitse soldaten gezeten. Omdat mijn moeder aan het begin van de oorlog op sterven lag, kwam er bij ons geen inkwartiering. Maar bij de buren wel. Daar zaten wat oudere soldaten. Er was hun beloofd dat ze niet hoefden te vechten aan het Oostfront. Toch werden ze als eerste opgehaald om naar het oosten te gaan. De vrachtwagen waarin ze zaten zie ik nog wegrijden. Ik vond het zielig.’

Angstige momenten waren er ook toen haar broers werden opgeroepen om in Duitsland te werken. ‘Als mijn broer niet mee zou gaan, zouden ze mijn vader halen. Dan bleven wij alleen achter, want mijn moeder was overleden. Dus mijn broer is naar Duitsland gegaan en kwam later helemaal ondervoed terug. Toch is hij van zijn groep de het oudste geworden.”

Vanwege de aanleg van de Atlantikwall moesten ook inwoners van Groote Keeten het dorp verlaten. “Wij gingen in een lege barak bij mijn oom in De Stolpen wonen. Daarnaast was een huis vol Duitse soldaten. Bij een razzia zochten ze naar mijn andere broer. Die zat ondergedoken onder de vloer van de keuken. De Duitsers dreigden ons geïmproviseerde huis in brand te steken. Toen is hij maar mee gegaan. Maar zijn trein werd bij Hengelo beschoten. Hij had een scherf in zijn been en belandde daar in het ziekenhuis. Van de ondergrondse kreeg hij valse papieren, waarmee hij naar Friesland kon reizen. Hij kreeg een lift over de Afsluitdijk en is vanaf Wieringen naar huis komen lopen.”

Liedje

“In de oorlog zat ik op de huishoudschool in Den Helder. Daar gingen we met een speciale bus naar toe. Duitsers gingen ook mee. In het café wachtten we op de bus. Er stond daar ook een piano. Op een maandagochtend zeiden we tegen elkaar: Zullen we? Iemand begon een liedje te spelen en wij zongen mee. Ik wil een man hebben. Een Engelsman moet ik niet, want die versta ik niet. Een Duitser moet ik niet, want zwijnenvlees lust ik niet. De Duitse commandant die het hoorde, werd heel kwaad en begon te schreeuwen. Waarom speel je de Schöne Blaue Donau niet? We schrokken en waren meteen stil. Die man moest je goed in de gaten houden.”

Maar volgens mevrouw Duijnhoven waren de Duitse soldaten niet allemaal ‘rotmofffen’. “Het waren ook maar mensen, die opdrachten moesten uitvoeren. In de laatste winter zaten er in het gebouw naast ons jongeren van de Hitlerjugend. Die deden oefeningen, bepakt en bezakt kropen ze door het water. Af en toe praatten we met elkaar. Ze hoopten toen echt nog dat Duitsland de oorlog zou winnen. Ik praatte gewoon mee. Natuurlijk moest je uitkijken met wat je zei of deed. Maar ik was nog jong. Je keek toen heel anders tegen het gevaar aan dan nu.”

Broek

Op het moment van de bevrijding was mevrouw Duijnhoven de was aan het doen. “Ik had een broek aan. Er was geen tijd om me om te kleden toen de Canadezen bij de Stolperbrug  aan het kanaal stonden. Ik weet niet meer of ik heel blij was. Ik schaamde me vooral voor mijn broek. Later kwamen er nog Canadezen bij ons binnen. Ze vroegen om kaas. Maar wij spraken geen Engels, dus we verstonden ze helemaal niet. Achteraf is dat natuurlijk heel grappig.”

De herinneringen komen en gaan. Mevrouw Duijnhoven hoopt dat ze dit jaar 96 mag worden en is dankbaar voor alle goede zorgen in De Zandstee. “Ik word hier zo verwend.” Maar over de betekenis van 80 jaar bevrijding is ze somber. “We hebben nog steeds oorlog. Er komt nooit geen vrede.”

Meer verhalen